Ik verwaardig mij, beste lezer, om me toch nog tot u, het gewone volk, te richten. Sedert ik word uitgenodigd op de openingen van nieuwe tentoonstellingen in het modemuseum MOMU in de Nationalestraat, voel ik me (op die momenten) een hele meneer. Ik beweeg we dan in de mode-scene, langs alle kanten omgeven door de meest bizar uitgedoste figuren.
Na de voorafgaandelijke persconferenties zit ik dan in de aangename cafetaria in beperkte kring op elleboogafstand met gerenommeerde mode-redacteurs/trices van de glossy boekskes. Maar wel ver uit m’n comfortzone. Dan voel ik me, allez, om het simpel te zeggen, een beetje een boerke. Nu, ik kan ook wel wat aan name dropping doen. Hoewel beperkt. Dries Van noten (tweedehands in de Rosier 21!) past me nooit. Stephan Schneider is wel m’n ding (jaarlijkse goedkope stockverkoop!). En ik ken nog een andere naam, maar durf die daar dan niet op tafel gooien.
Hier wel. Ooit nog vrijgezel, raakte ik in het wassalon (toen Soeki) op de Oever aan de praat met de bloedmooie M. Y. (1 van de famous 6). Ik voorvoelde meteen een opkomende stomende romance. Ze nodigde me zelfs meteen uit voor ‘s anderendaags de jaarlijkse show van de academie. Zelfs backstage! Maar toen ik ’s anderendaags bij klaarlichte dag verscheen in m’n niet al te modieuze kleding (toen nog C&A en zo) was er van een mogelijke romance geen sprake meer.
M’n carriere in de fashion world is er een van meer vallen dan opstaan. Het begon al met een toevallige ontmoeting met het label Van Gils dat me uitgenodigde voor een beurs in Parijs. In de trein hoorde ik een viertal dat duidelijk dezelfde weg opging. Ik stap weer eens uit m’n comfortzone en zet me er onuitgenodigd bij. Ik herkende styliste G.E. (ik hoop dat ze dit leest, dit is m’n wraak). Nog nooit, nog nooit heb ik me zo erg als een hond in een kegelspel gevoeld. Ik was duidelijk te min. Na de beurs bleek er ook nog, ondanks de belofte, GEEN hotel voor me gereserveerd. Ik tjokte om elf uur ‘s avonds naar de Gare du Nord waar geen trein nog naar Antwerpen reed. Hoor ik plots uit een café (met kamers voor reizigers !) Wil Tura op de juke-box. Ik zweer het. Stap binnen. Nog een kamer vrij? Ja. Zo goor, dat ik met al m’n kleren aan bovenop het bed een nacht heb wakker gelegen. Naar het afbladderende plafond starend, pijnlijk beseffend dat ik nooit bij de modewereld zou horen.
En toch, telkens ik van David Flamée, persverantwoordelijke van het MOMU, – David, lees je dit? – een uitnodiging ontvang, springt m’n hart op. Meer nog dan toen in het Wassalon op den Oever. Want da’s op een sisser uitgedraaid. Misschien maar best ook?