Mijmeringen van een wandelaar door Sint-Andries (leestijd 4 minuten) 

.

Cornelis Van Dorst uit Terneuzen studeerde rechten aan het toenmalige UFSIA (nu UA), werd in Terneuzen gemeentelijk adviseur voor Kunst en Cultuur met als fin de carrière directeur van twee musea. Maar zijn liefde voor Antwerpen bleef en nu wordt hij steeds over en weer geslingerd tussen Zeeuws-Vlaanderen en Antwerpen en is vriend aan huis bij kunstcentra en kunstenaars op beide plekken. Maar zijn eigen creatief talent stuitert ook alle kanten op. Het is zijn levensstijl geworden met als motto: Pen, gitaar en een boot. En daarmee red ik het tot m’n dood. Regelmatig wandelt hij in onze wijk, verzeild op verschillende plekken en schrijft daar korte verhalen over. Hierbij het tweede.

.

Mijmeringen van een wandelaar door Sint-Andries (leestijd 4 minuten) 

“Ha, wie we daar hebben? En hoe maakt u het, meneer? Blij u in mijn zaak te mogen begroeten. Waarmee mag ik u van dienst zijn?” Achter de dikke brillenglazen van de eigenaar van de kleine buurtsuper was in de blik de scherts van de ontmoeting van twee oude bekenden zichtbaar.

Eigenaar? Mede-eigenaar. Gehuwde broer en ongehuwde zus, beiden op leeftijd, dreven samen de familiezaak, die al decennia bestond. Een witte gevel met onderaan twee grote glazen etalages, van elkaar gescheiden door een dubbele glazen deur. Anderhalve meter boven de deur hield de maagd Maria in gipsvorm de wacht. Grote bronzen letters vertelden de naam van de winkel.

De alcoholist gehoorzaamde braaf.
Zo’n zaak dus.

Portemonnee aan de kassa

Tot voor kort had de zaak een bejaardenhuis als buur. Bewoners kwamen in de buurtsuper hun dagelijkse boodschappen doen en gaven aan de kassa hun portemonnee aan broer of zus, die er het verschuldigde bedrag uitnam. Zo’n zaak dus. Waar een alcoholist met een warrig uitdunnend kapsel, een te grote manchester broek en een onfris ruikend houthakkersoverhemd voor half elf een paar flesjes bier verstopte tussen zijn andere boodschappen. Maar te horen kreeg van de broer, dat hij die moest terugzetten, want dat hij nog te vroeg was. Pas na vier uur vanmiddag was het hem toegestaan bier te kopen. Waarop de alcoholist braaf gehoorzaamde. Zo’n zaak dus.

Afgestempelde gele spaarkaarten werden op alfabet bewaard in een kartonnen doos.

Koffie als curiositeit

De man had lang in de buurt van de super gewoond. Los van zijn dagelijkse boodschappen kocht hij koffie. Broer en zus dreven eigenlijk in eerste plaats een koffiebranderij. Alle andere levensmiddelen waren later, in de loop van jaren, het assortiment komen uitbreiden. De man dronk zelf geen koffie. Ooit gaf hij een kennis als curiositeit een pak koffie als geschenk. Dat viel zo in de smaak, dat daarna een groot deel van zijn kennissenkring hem vroeg koffie mee te nemen. Iedere halve kilo verdiende een stempel op een gele spaarkaart, die op alfabet werd bewaard in een kartonnen doos. Een volle kaart gaf vijf procent korting op de volgende aankoop.

Organist in de Sint-Andrieskerk

“Ik wil graag vier pakken koffie van een halve kilo. Twee delicieux en twee java. De delicieux graag gemalen.” Tijdens het malen en zolang er geen andere klanten waren, zwansden de mannen. 

“Een Ierse dag?” vroeg de man. Hij wees op de witte mok met een groen klaverblad, waaruit de broer koffie dronk. “Nee, ik heb niets met Ierland, ben er ook nog niet geweest, maar het schijnt er wel de moeite te zijn.” Hij pauzeerde, nam een slok van zijn koffie, liet vanuit een van de bakken aan de wand nieuwe bonen in een zak lopen en plaatste de zak onder de tuit van de koffiemolen.

“Hoe weet je dat dan als er je nog nooit was en er niets mee hebt?” vroeg de man. 

“Ja, maar onze familie heeft er wel wat mee. Allee, niet heel onze familie. Heb ik u wel eens verteld over onze nonkel Charles? Nee? Awel, mijn nonkel, een oudere broer van ons moeder, was in zijn jongere jaren organist in de Sint-Andrieskerk, hier in de buurt. Ge weet die toch zijn?”

De man knikte. Het verwonderde hem niet. De familie wortelde in de oude Vlaamse roomse traditie.

De Leeuw van Vlaanderen

“Voilà,” vervolgde de broer. “In 1928.”

“In 1928, dat je dat nog weet.”

“Niet zwanzen, voor onze familie was dat een belangrijk jaar. Een paar jaar daarvoor hadden ouders hun best gedaan voor een school, waar de lessen in het Vlaams, allez in het Nederlands werden gegeven. Een succes, want een paar jaar later, namelijk, let op, in 1928 vindt de school ruimer onderdak, namelijk in de Maarschalk Gérardstraat. Ge weet wel, vlak bij de Sint Joriskerk. De opening van de school werd uiteraard gevierd met een mis. Allemaal notabelen. En onze nonkel werd gevraagd de plechtigheid op te luisteren met zijn orgelspel. Goed, onze nonkel doet dat, speelt tot genoegen van iedereen schone en serieuze katholieke stukken muziek. Nadat de priester het Amen heeft uitgesproken, denkt onze nonkel dat er nog tijd is voor een ander, maar toch ook toepasselijk lied. Hij speelt, terwijl de gelovige feestvierders onder hem de school beginnen te verlaten, het lied De Vlaamse Leeuw.”

“Ha,” zegt de man, “van ze zullen hem niet temmen.”

Het Pallieterke

“Voilà,” vervolgt de broer, ”dat viel niet in de smaak bij de hoge heren. De volgende dag werd hij bij de kardinaal geroepen. Hij kreeg ze nogal uitgemeten. Waar zijn verstand zat, afin, de kardinaal zou er zelf voor zorgen dat nonkel nooit nog werk vond in België. Nonkel vluchtte naar Ierland, vraag me niet waarom, iets met de Vlaamse beweging geloof ik. Daar vond hij werk als organist. Zijn Antwerps lief ging mee, ze pasten zich aan en gaven hun kinderen Ierse namen. Alles ging goed. Ze spraken niet meer over België of Vlaanderen. Alleen, op donderdag waren ze nonkel wel eens een paar uur kwijt. En weet je waarom? Nee? Awel, dan zat hij op het toilet en las het Pallieterke, dat twee dagen eerder was verschenen in België. Straf verhaal, niet? En dat allemaal voor zoiets onschuldigs als het spelen van de Vlaamse Leeuw. En dat terwijl het allemaal ging om een nieuwe school waar de kinderen in het Vlaams les kregen. Die kerk, het is goed dat die mannen nu wat minder te vertellen hebben.”

De man knikte nogmaals. Even speelde hij met de flauwe grap dat het genoemde tijdschrift zijn juiste bestemming had gevonden. Maar de sfeer was goed. 

Sint-Jansvliet, Hoogstraat, Reyndersstraat en Vlasmarkt

Weer op straat liep hij naar Sint-Jansvliet. Bij de afslag naar de voetgangerstunnel hield hij zijn pas in. Naar links? Nee. Hij liep door. De Hoogstraat in. Op het kruispunt met de Reyndersstraat naar links. De Vlasmarkt op. Nummer 24, nummer 20, nummer 18, nummer 16, nummer 14, nummer 12. Hij bleef staan, keek en schreef. Vervolgens nam hij zijn telefoon. Hij belde naar de makelaar en huurde zijn vroegere appartement. Of hij daar gelukkig zou zijn? Hij wist het niet. Of hij daar ongelukkig zou zijn? Dat wist hij ook niet. Of hij er thuis zou zijn? Dat wist hij wel.  (Cornelis Van Dorst)